Het is 6u30 ’s ochtends en ik
wandel door de straten van Granada richting de lokale markt. Onderweg krijg ik de gewoonlijke
complimentjes: ‘Hola hermosa! hello beautiful! bye baby!’ en dat allemaal omdat
ik blond ben. Was ik maar zo speciaal in België, denk ik dan. De honderden
kraampjes worden klaargezet voor een nieuwe marktdag, een fenomeen dat zich elke dag herhaalt
want deze markt is voor de Nica’s de lokale supermarkt. Je koopt er kaas,
eieren, groenten en fruit, een grote zak rode bonen en rijst, een stuk kip of
vis, al dan niet met vliegen erbij. Verder vind je er schoenen, jeans, T-shirts
en ondergoed, je kan er je kleding laten herstellen, je schoenen laten
opblinken of gewoon even rondslenteren zoals ik doe. Vraag je aan een Nica:
‘Waar kan ik dat vinden?’ dan krijg je gegarandeerd als antwoord: ‘En el
mercado!’
Aan de kant van de weg zit een
oude man, gekleed in vuile vodden, zonder schoenen, die duidelijk al een tijd
niets meer gegeten heeft. Even verder ligt een jongen van misschien acht jaar
op het zachtste stukje grond uit te slapen, want het is zaterdag, toch? Het is
druk op straat. De toeterende taxi’s, de schreeuwende straatverkopers –
‘Frescaaaaa, frescaaaaaa!’ – en af en
toe rijdt er een bus langs, zo’n oude gele Amerikaanse schoolbus, die geschilderd
is in alle kleuren van de regenboog en nu dienst doet als ‘chicken bus’ voor de
mensen. Het leven op de markt is elke dag hetzelfde en toch weer iedere dag
anders. Vandaag kwam er een blond meisje langs!
En toch is het meest
verwonderlijke niet die oude man zonder schoenen, of de straatkinderen met hun flesjes
lijm, noch de kippen aan een touw vastgemaakt in de grond. Het meest verwonderlijke is dat ik bij al
deze beelden al lang niet meer stilsta.
Het is nu iets meer dan twee
maanden geleden dat ik voor het eerst door de straten van Granada dwaalde.
Hoewel ik zelf nog even vaak aangestaard wordt als een buitenaards
verschijnsel, beschouw ik de Nica’s al lang niet meer als speciaal, anders of
buitenlands. Ik zie ze elke dag, ik werk met ze samen, ze zijn mijn vrienden
geworden. Het doet vreemd om stil te staan bij al deze dingen, maar dan denk ik
bij mezelf dat het misschien de moeite is om dit alles even vast te leggen met
een denkbeeldige foto, een mentaal beeld van hoe het leven hier zijn gangetje
gaat in de straten van Granada. Op die manier bestaat er misschien een kans dat
ik me dit beeld blijf herinneren terwijl ik terugkeer naar die Westerse wereld,
aan de andere kant van de oceaan.