Ik schrijf deze tekst terwijl er een zware storm over Granada trekt. Ik hoor mensen schreeuwen. De elektriciteit valt uit en door de deur zie ik lichtjes verschijnen in de woonkamers van mijn buren. Ik woon in 'el callejon', een steegje met een tiental huisjes kort opeen. La Casita op nummer 9 is mijn thuis hier in Granada.
Ik hoor mensen schreeuwen en ik weet niet waarom. Door de gaatjes in de deur zie ik een gigantische boom die daar enkele minuten geleden nog niet lag. De boom is omgewaaid op de elektriciteitsdraad en het huis aan de overkant is nauwelijks zichtbaar tussen de takken door. Aan de ingang van el callejon zie ik licht flitsen. De bliksem is ingeslagen op een tweede elektriciteitsdraad net buiten het steegje en de bewoners van nummer 1 lopen bang weg. Net buiten mijn deur staat een jong meisje te jammeren. Ze is doodsbang. Ik hoor iemand roepen: Alguien ha llamado los bomberos? Heeft er iemand de brandweer gebeld?
Twintig minuten later en nog steeds geen brandweer te zien. Ik zit in het donker in de living, de computer op mijn schoot, en ik bedenk me wat voor een absurde situatie dit is. Terwijl de hevige regenbui stilaan overwaait, hoor ik de buren discussiëren over de beste manier om dit aan te pakken. Een oplossing is er niet meteen. We zijn dan ook in Nicaragua. Hier en daar hoor ik alweer gelach. De schrik is voorbij, net zoals de storm.
In het donker denk ik aan de mensen in de buitenwijken. De kleine hutjes op aarde grond, zwarte plastic zakken als muren. De Nica's die ik ondertussen mijn vrienden noem, zij wonen daar ook. En ik vraag me af: waar zouden zij schuilen?